David de Groot
door Wouter Tulp
(Rotterdam, 16 maart 1979). Volgde de opleiding illustrator aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Zijn werk loopt uiteen van karikaturen tot redactionele illustraties en animaties. woutertulp.nl
David de Groot (ROTTERDAM, 25 OKTOBER 1880 – LONDEN, 22 MEI 1933)
David de Groot studeerde viool aan het Amsterdams conservatorium. Zijn eerste professionele aanstelling was als dirigent en soloviolist van de Amsterdamse opera. In 1907 stak hij over naar Londen om te spelen in de Royal Opera House in Covent Garden. Een jaar later voegde hij zich bij het orkest van het nieuwe Piccadilly Hotel en werd daar muzikaal leider. Twintig jaar lang bepaalde hij de muziek in het hotel. Zijn gehele loopbaan bleef hij in Londen. De Groot’s bijdrage aan de jazzmuziek bestaat uit een aantal ragtimeopnames op het His Masters Voice label, waaronder Down in Jungle Town (1911), Alexanders Ragtime Band, That Mysterious Rag (1913) en Down Home in Tennessee (1916).
Het tijdschrift Het Leven van 8 januari 1927 schreef: ‘David de Groot, orkestleider van het Londense Piccadilly Hotel, een der meest gevierde violisten in Engeland, heeft vooral den laatsten tijd, ook in ons land – z’n vaderland – een grotere bekendheid gekregen door His Masters Voice gramofoonplaten, maar vooral door de radio. De duizenden landgenooten en radioluisteraars hebben daardoor herhaaldelijk kunnen genieten van z’n subliem spel. Reeds als 12-jarige knaap werden z’n muzikale talenten ontwikkeld. Eerst door zijn vader – ’n bassist – en later door den Amsterdamschen vioolpaedagoog Jozef Kramer. Wegens ‘omstandigheden’ moest z’n studie plots een einde nemen, hij ging daarom aan de slag, zoowel in buiten- als binnenland, o.a. als violist aan de Italiaanse opera te Amsterdam. Dan plotseling twee telegrafische contractaanbiedingen: één uit Dortmund en één uit Londen. Zijn intuïtie dreef hem naar Engeland, waar hij in korte tijd naam wist te maken. De Groot en Piccadilly Hotel zijn thans als ’t ware onafscheidelijk aan elkaar verbonden.’
Uit het Engelse blad Needle Time van september 1986: ‘David de Groot was voornamelijk actief geweest in Parijs, maar in oktober 1907 waagde hij de overtocht en werd hij violist bij het Royal Opera House Covent Garden in Londen. In de loop van 1908 voegde hij zich bij het orkest van het zojuist geopende Piccadilly Hotel. Het jaar daarop werd hij aangesteld als leider van het orkest. Tot 1928 zouden zijn goede smaak en consciëntieuze werkwijze het zeer gewaardeerde muzikale klimaat bepalen van het Piccadilly Hotel.’
Naast het Piccadilly-orkest formeerde De Groot in 1923 ook een trio dat bestond uit piano en cello. De cellist en saxofonist Joseph Samehtini, eveneens van Nederlandse origine, maakte er jarenlang deel van uit. David de Groot was wat we nu noemen een echte workaholic, met het gevolg dat hij regelmatig overwerkt was en rust moest houden. Inmiddels had hij samen met zijn in Amsterdam geboren echtgenote de Britse nationaliteit aangenomen. Uit het huwelijk werd een dochter, Clara, geboren. Na zijn verbintenis met het Piccadilly Hotel maakte hij met zijn trio tournees door Groot-Brittannië en had hij een acteerrol in een speelfilm. Verder maakte hij platen, platen en nog eens platen. In 1931 werd hij leider van het grote orkest van de juist geopende New Victoria Cinema. Enige tijd later ging zijn gezondheid snel achteruit en overleed hij op 22 mei 1933 moegestreden in zijn woning in de bekende Baker Street. Bij nader onderzoek bleek dat er persoonlijk contact moet zijn geweest tussen de wereldberoemde orkestleider Paul Whiteman en David de Groot. Was dit niet het geval, dan hebben zij elkaar toch beluisterd in levende lijve of via de grammofoonplaat, want op beider repertoirelijstjes zijn veel dezelfde werkjes te vinden. (met dank aan Herman Openneer)